‘Stel je voor: een collega is kritisch op de resultaten van haar toets in jouw mentorklas. Ze begrijpt er weinig van, zegt ze, het viel haar zó tegen en normaal scoren ze prima! En dus besluit ze: iedereen moet in de herkansing.’ Zo begin ik de workshop, voor een groep studenten die zich voorbereiden op het leraarschap. ‘Maar jij kent die klas’, zeg ik. ‘Een drukke groep misschien, maar wel een sterke.’ Ik wacht even. ‘Je neemt nog een hap van je boterham, een slok koffie … en pas dan daalt het in wat er net werd gezegd. Dat klopt niet volgens jou.’ Twaalf studenten kijken me aan, wachtend op de rest van het verhaal. Ik zeg niets en wacht. Wat vinden jullie hiervan? Ik weet al wie het woord zal nemen, en inderdaad: rug recht, vinger omhoog, daar gaat ze.
Het is een voorrecht om een keer per jaar een workshop te geven voor de studenten in onze opleidingsregio. Ik vertel ze over de school als smeltkroes van stakeholders die allemaal het beste voor hebben met leerlingen, maar dat ‘beste’ ziet er nogal eens anders uit. Dat de helft niet komt opdagen bij de workshops baart mij dan wel weer zorgen, maar aan de andere kant, zij die er wel zitten willen wat opsteken en mooier publiek is er niet.
‘Maar als die collega nou zelf een fout heeft gemaakt’, werpt een ander op.
‘Ik vind het vreemd dat ze niet snapt waarom de toets zo slecht is gemaakt in deze klas’, zegt de eerste student. ‘Ze had blijkbaar hele andere verwachtingen.’
‘Ja, maar soms valt het gewoon tegen’, vult de biologiedocent in spé aan. ‘Misschien hadden ze meer toetsen die week, of hebben ze de stof niet goed begrepen. Dan is een herkansing toch een eerlijke oplossing?’
‘Maar als die collega nou zelf een fout heeft gemaakt’, werpt een ander op, ‘bijvoorbeeld in de puntentelling of de antwoorden, dan moeten die kinderen dus nog een keer leren vanwege háár slordigheid?’
Ik laat de discussie z’n gang gaan. Na een paar minuten ontstaat er een voorzichtig ongemak over hoe snel de collega werd veroordeeld. Op dat moment vraag ik of ze als mentor het gesprek met haar zouden aangaan. De meesten knikken instemmend. Maar wat als je geen mentor bent, maar gewoon collega? Dan klinkt het antwoord minder overtuigend en zijn er redenen om dat niet te doen.
In de anderhalf uur die volgen, passeren allerlei stellingen en herkenbare paradoxen de revue. We hebben het over pauzesurveillance en waarom het volgens de conciërge nooit goed gaat. Over de leerling met zijn hoodie over z’n hoofd – volg je de schoolregel of je pedagogisch gevoel? En natuurlijk komt ook de bestuurder voorbij: stel je voor dat je er eentje treft met een onderwijsvisie … brrr.
Hoe werk je samen met mensen die jouw doel delen, maar niet jouw route?
Net als vroeger, toen ik nog dagelijks voor de klas stond, kijk ik in zo’n pauze of discussie graag even rond. Wie zijn deze studenten? Wat nemen ze mee? Ze zitten in het derde of vierde jaar, dus ze hebben al het nodige gezien. Sommigen springen er direct uit, je ziet het meteen: die gaan meer bijdragen dan alleen lesgeven. Dat worden mensen die niet alleen voor de klas staan, maar ook meebouwen aan de school. Als teamlid, als professional, als stevige speler in onderwijsland.
In de workshop onderzoeken we wat het werken in een schoolorganisatie soms zo ingewikkeld maakt. Niet omdat we niet weten wat we willen, want we willen het beste voor leerlingen. Maar wat dat ‘beste’ is, dáárover verschillen we soms van mening.
Een mentor, een vakdocent, een conciërge of een bestuurder, allemaal handelen ze vanuit hetzelfde goede doel, maar niet altijd vanuit hetzelfde perspectief.
En dan schuurt het. Precies dat verkennen we in de workshop: hoe je samenwerkt met mensen die jouw doel delen, maar niet jouw route. Hoe je trouw blijft aan je eigen perspectief, zonder je af te sluiten voor dat van een ander. Herkenbaar?

Danny Weeda is directeur van een kleine familiaire middelbare school. Hij heeft bijna twintig jaar voor de klas gestaan en staat nog steeds in goed contact met de leerlingen van zijn school. Met zijn frisse kijk op onderwijs stelt hij vaak en graag de vraag: waarom? Dat geeft mooie gesprekken en discussies die soms uitmonden in een artikel of column. ‘De wijze waarop de jeugd zich een weg baant door het leven is een eervol iets om getuige van te zijn en geeft verhalen voor het leven.’

