Leerkracht van de maand
Naam: David Vlietstra
School: CKC Menso Alting, Paterswolde
Groep: Groep 4

Naast zijn werk als meester is David kinderboekenschrijver. Dit jaar werd hij bekroond met een Zilveren Griffel voor De lijst van Violet Sopjes en genomineerd voor de Woutertje Pieterse Prijs. Zijn verhalen zitten vol herkenbare gevoelens met een vleugje fantasie. Ze laten kinderen ontdekken dat hun eigen verbeelding ertoe doet!
David, je bent meester én kinderboekenschrijver. Hoe ziet een gemiddelde week er voor jou uit?
Aan het begin van de week ben ik een kinderboekenschrijver. Op maandag doe ik meestal een scholenbezoek, dan ga ik het land in om aan klassen te vertellen hoe kinderboeken gemaakt worden en hoe ik mijn verhalen verzin. Dinsdag en woensdag zijn gereserveerd voor het daadwerkelijke schrijven. En aan het einde van de week, op donderdag en vrijdag, ben ik leerkracht van groep 4. Het maakt mijn week heel afwisselend en dat vind ik erg prettig!
Dit jaar won je met De lijst van Violet Sopjes een Zilveren Griffel en werd je genomineerd voor de Woutertje Pieterse Prijs. Wauw! Wat betekent die erkenning voor jou als schrijver én als meester?
Die erkenning is ongelofelijk fijn! Een boek schrijven, daar gaan heel wat eenzame uurtjes in zitten. Ik ben ruim twee jaar met Violet Sopjes bezig geweest. Van tevoren weet je dan nog niet of het zal aanslaan. Als dan blijkt dat kranten er positief over schrijven, boekhandelaren enthousiast zijn en allerlei jury’s het boek nomineren, dan geeft dat een geweldig gevoel. Dan zijn al die uurtjes in ieder geval niet voor niks geweest. Je wilt als schrijver toch dat zoveel mogelijk mensen je boek lezen en al die aandacht helpt dan enorm.
Voor mij als meester is er ook wat veranderd: ik stond eerst drie dagen voor de klas, maar dankzij het succes van mijn laatste boek kon ik mijn schrijfdagen nu uitbreiden en sta ik nu nog twee dagen voor de klas. Na drie dagen schrijven heb ik altijd heel veel zin om mijn leerlingen en collega’s weer te zien, voorlopig is dit de ideale verhouding voor mij.
‘Na drie dagen schrijven heb ik altijd heel veel zin om mijn leerlingen en collega’s weer te zien.’
In een radio-interview vertelde je dat het idee voor Violet begon bij een meisje dat ooit in jouw klas zat – een kind dat graag met álle klasgenootjes wilde afspreken. Kun je vertellen waarom dat moment je is bijgebleven en hoe het uiteindelijk leidde tot een verhaal?
Dat is inmiddels al járen geleden. Het meisje in kwestie is zelfs al klaar met de middelbare school. Maar haar idee is altijd in mijn achterhoofd blijven zitten, omdat ik het zo mooi vond dat ze geen onderscheid maakte in wie haar aardig leek en wie niet. Ze stond open voor iedereen en gaf iedereen een kans. Het is de ultieme daad van onbevooroordeeld zijn.
Op een gegeven moment had ik een aantal grappige belevenissen bedacht, die op zichzelf ieder te kort waren als idee voor een heel boek, maar als bundel wel zouden kunnen. Ik had toen een vertelstructuur nodig waarin ik al die belevenissen aan elkaar kon rijgen en zo dacht ik aan het idee van speelafspraakjes. Ik had een hoofdpersoon nodig die heel veel speelafspraakjes maakte en daarin steeds bijzondere dingen meemaakt. Toen dacht ik terug aan mijn oud-leerling en is zij de rode draad geworden. Nadat het boek was verschenen, ben ik meteen bij haar langsgefietst om een exemplaar te overhandigen.
Je zei eens dat je houdt van verhalen die nét niet echt zouden kunnen gebeuren, maar wel aannemelijk voelen. Hoe vind jij die balans tussen fantasie en werkelijkheid in je kinderboeken?
Ja, ik vind het een leuke uitdaging om realistische verhalen te verzinnen met één gek element erin, dat ik dan moet zien te verklaren. Een goed voorbeeld is het speelafspraakje van Violet en Nonet, waarin de meiden een schuur vol levende dodo’s ontdekken. De boer in dat verhaal is de tiende generatie van een familie die al sinds het vermeende uitsterven van de dodo in het diepste geheim deze beesten fokt en verzorgt.
Ik zou geen fantasy-boeken kunnen schrijven, omdat daarin álles kan en ik dan zou verdrinken in de mogelijkheden.
‘Ze stond open voor iedereen en gaf iedereen een kans.’
Violet is een dromer, een beetje verlegen en soms bang om met volwassenen te praten.
Herken je iets van jezelf in haar? En wat hoop je dat kinderen – verlegen of juist heel extravert – uit haar verhaal meenemen?
De dingen die je noemt – dromer, verlegen en sociaal angstig – zijn allemaal ook op mij van toepassing, alleen ik heb van alles de milde variant. Er is een scene in het boek waarin Violet alleen thuis is als er wordt aangebeld. Ze verstopt zich achter de bank en verroert zich niet. Dat gevoel herken ik heel erg. Ik ben volwassen, dus natuurlijk doe ik mijn voordeur open als er wordt aangebeld, maar een gesprek waar ik niet op voorbereid ben, ben ik geen liefhebber van. Ik neem ook bijna nooit de telefoon op. Mijn vrienden en collega’s weten inmiddels dat ze mij beter kunnen appen of mailen. Dan kan ik even over mijn antwoord nadenken.
Kinderen moeten zichzelf kunnen herkennen in hoofdpersonen. Het is belangrijk dat kinderen door te lezen merken dat ze niet de enige zijn die ergens mee worstelen. Ik weet alleen niet hoe het is om zwart te zijn of homo of islamitisch, dus laat mij maar die schrijver zijn die over sociaal angstige, dromerige en verlegen kinderen schrijft.
Hoe combineer je het schrijverschap met het lesgeven? Heeft het één invloed op het ander? En wat krijgen jouw leerlingen daarvan mee in de klas?
Op school ben ik gewoon meester David en niet zozeer een kinderboekenschrijver. Ik lees af en toe wel voor uit mijn eigen boeken, maar verder krijgen mijn leerlingen er niet veel van mee. Behalve toen het Jeugdjournaal opeens mijn lokaal kwam binnenlopen, de dag na de uitreiking van de zilveren griffels. Toen kwamen die twee werelden ineens heel erg samen. De hele school was in rep en roer en die dag was ik even niet meester David, maar toch echt die prijswinnende kinderboekenschrijver.
‘De hele school was in rep en roer en die dag was ik even niet meester David, maar toch echt die prijswinnende kinderboekenschrijver.’
Dus je leest je eigen verhalen voor aan je leerlingen voordat ze naar de drukker gaan?
Ja, soms wel. Dat is een win-win situatie, zij vinden het leuk om te horen en ik merk meteen welke grapjes wel of niet aanslaan en welke verhaallijnen ze minder goed snappen.
Veel leerkrachten willen hun leerlingen stimuleren om meer met creatief schrijven te doen. Heb jij een tip of oefening die goed werkt in jouw klas?
Tijdens mijn scholenbezoeken doe ik altijd een oefening met de klas waarin ik verhalen verzinnen vergelijk met ingrediënten in een pan doen. De onderdelen van het verhaal laat ik ze dan grabbelen uit een pot met papiertjes. Oranje papiertjes met hoofdpersonen, gele papiertjes met eigenschappen, groene papiertjes met locaties en witte briefjes met problemen. Je krijgt dan bijvoorbeeld: een onhandige kok in de woestijn die zijn geheugen kwijt is. Meestal zien de kinderen het dan meteen voor zich en kunnen ze allerlei oorzaken verzinnen waarom hij in de woestijn is en waarom het problematisch is dat hij zich niets kan herinneren. Het begint dan meteen te ‘borrelen’ in hun hoofd!
Word ook leerkracht van de maand
Heb jij een bijzonder verhaal en wil je ook als leerkracht van de maand geïnterviewd worden? Of wil je een collega voordragen? Laat het ons weten op redactie@malmberg.nl.
