Het enorme enthousiasme waarmee het boekenweekessay hèhè van Paulien Cornelisse is ontvangen, laat zien hoe groot onze liefde voor taal is. In het boek onderzoekt de schrijver en cabaretier met humor en gedrevenheid bijzonder gewone woorden culminerend in een diepgravend onderzoek naar ‘hèhè’. Hoe brengen we dit plezier in taal over op kinderen?
Eigen belevingswereld
Taal gaat niet altijd over grootse thema’s. Voor kinderen gaat taal om een compliment geven aan je teamgenootje bij de sportclub, om proberen je ouders te overtuigen van het feit dat je een konijn wilt, om goede vragen te leren stellen en goed te leren luisteren, om iemand te leren kennen en misschien wel te helpen met iets waar hij of zij mee zit. Heel alledaagse onderwerpen, die kinderen niet het gevoel geven dat ze al alles moeten weten om iets betekenisvols te doen met taal. Het motiveert als een kind nieuwgeleerde taal kan gebruiken in (bijna) dagelijkse situaties: op het schoolplein, op een partijtje, bij handbal, bij gamen, in gesprek met hun ouders. Ook vergroot dit het gevoel van autonomie van het kind: je leert taal niet voor de meester of de juf, maar voor jezelf.
Zien waarom je iets leert
Het motiveert kinderen dus als ze weten waarom ze iets leren en vooral direct ervaren dat ze het geleerde kunnen toepassen. Bij taal betekent dat dat je actief woorden uit de woordenschatles of taalverschijnselen gebruikt in je schrijf-, spreek- en luisteropdrachten. Dat geeft betekenis aan wat je hebt geleerd. En het motiveert niet alleen, deze betekenisvolle samenhang tussen de taaldomeinen is een vereiste in de nieuwe kerndoelen Nederlands.
Tips voor je taalles
Geef de kinderen goede voorbeelden van leeftijdgenoten die dezelfde opdracht gedaan hebben. Zij zien dan dat leeftijdgenoten het kunnen en dat zij het soms ook lastig vinden, maar dat het wel lukt. Deze peers kunnen naast tips over het proces ook inhoudelijke tips geven. Kinderen mogen zo altijd spieken, nadoen is niet erg.
Geef bovendien altijd tijd en ruimte om te verbeteren. Daar krijgen kinderen zelfvertrouwen van: een foutje is niet erg, je kunt altijd verbeteren. Zo leren ze dat feedback geven en feedback ontvangen belangrijk is.
Taaldagboek
Iemand die net zo’n aanstekelijk enthousiasme voor taal heeft als Paulien Cornelisse, is schrijver en linguïst Wim Daniëls. Over zijn taaldagboek van vroeger vertelt hij: ‘Dat [taal, red.] is heel persoonlijk: wat vind ik mooie woorden, mooie uitspraken, mooie taalverschijnselen? Dat heeft met persoonlijkheidsvorming te maken. Je kunt die grappige woorden die je opa of oma altijd gebruikte zelf ook gebruiken. Je kunt met woorden je gevoel uitdrukken, je persoonlijkheid laten blijken.’
De taalmethode Taal actief heeft het taalgroeiboek ontwikkeld, een soort taaldagboek. Bij dit taalgroeiboek krijgen kinderen hetzelfde gevoel als Wim Daniëls vroeger had: dit is een persoonlijk taaldagboek, dit is van mij en ik ben er trots op.
Christiaan Visser en Petra Tünnissen van obs Twiske gebruiken de taalmethode Taal actief 5.
‘De kinderen genieten van de lessen communicatie. Zij nemen deze heel serieus. Ook op vrije momenten vragen zij of zij hieraan mogen werken. De afwisseling tussen zelfstandig werken en samenwerken vinden de kinderen fijn. Als een opdracht een creatieve draai vraagt met kleuren, tekenen, knippen en plakken, dan doen ze dat met veel plezier en laten ze hun taal nog meer spreken. Het levert producten op waar ze echt trots op zijn.’
‘Wij stimuleren de kinderen zo veel mogelijk om zelf een onderwerp voor hun schrijf- en spreektaak te bedenken. Meestal gaat dit goed. Daarbij maken we bewust niet altijd gebruik van de suggesties die in het taalgroeiboek staan, maar de kinderen kiezen iets uit hun eigen belevingswereld: vrienden, sport, gezin of school.’
‘In de hele school zijn de schrijfproducten zichtbaar, in de lokalen en vaak ook in de gangen op de ramen van de klassen. Dit is bij ons op school meteen vanaf het begin gelukt. Wij hebben hier als taalwerkgroep ook het eerste ontwikkelingsdoel van gemaakt. Daarmee laten we zien dat we trots zijn op deze schrijfproducten.’