Onlangs vroeg iemand mij, voor zijn opleiding, naar mijn ervaring als docent. Twee decennia stond ik voor de bovenbouw mavo, in zowel theorie- als praktijkvakken. Wat maakte mijn werk succesvol en wat leerde ik ervan? Die vraag bracht me bij leiderschap, want laten we eerlijk zijn: goed docentschap ís goed leiderschap, toch?
Ik merk dat gesprekken over wat misgaat in het onderwijs vaak terugkomen op één oorzaak: een gebrek aan leiderschap – voor de klas, in de school of daarbuiten. De docent die zijn klas laat ontsporen, de schoolleider die verdwaalt in wicked problems of de ouder die opvoeding uitbesteedt aan TikTok en de stand van de sterren.
Maar wat maakt iemand een echte leider? Je kunt een badkamer betegelen met alle tegeltjeswijsheden over leidinggeven, maar van woorden alleen wordt niemand beter. Het verschil zit in daden. Elke wetenschap heeft er een theorie over: psychologie, filosofie, sociologie – allemaal belangrijk. Toch biedt een eeuwenoud beeld uit de theologie meer scherpte: die van de goede herder.
Een herder is geen huurling; hij laat zijn kudde niet achter bij gevaar. Hij kent zijn schapen, leidt ze met zorg en neemt verantwoordelijkheid. Hij leidt de weg, maar houdt oog voor wie achterblijft. Dat beeld zette me aan het denken: welke eigenschappen als docent maken een goede leider?
Een goede leider geeft leiding
Dat klinkt logisch, maar dat is het niet altijd. Een goede docent geeft leiding aan de klas, waarbij leerlingen kunnen vertrouwen op zijn of haar vakmanschap als pedagoog en didacticus. Het betekent dat leerlingen niet hoeven te twijfelen aan de docent. Een klas hoort een veilige plek te zijn, waar de negatieve energie wordt bestreden en het positieve wordt versterkt. Maar leiderschap is niet altijd geliefd. Soms werk je binnen smalle kaders en met minimaal draagvlak. Juist daar ligt de echte uitdaging: leidinggeven waar het niet vanzelf gaat. Bewust zijn van je eigen handelen is daarbij de kern, want leiderschap begint met begrijpen welk effect jouw keuzes en gedrag hebben op anderen.
Een goede leider laat je je gekend voelen
Tijdens een bezoek aan een voorziening voor leerlingen die (tijdelijk) niet in het reguliere onderwijs kunnen meedoen, sprak ik een leerkracht. Ik vroeg haar wat ouders ervan vinden dat hun kind in deze groep zit. Ze vertelde over een moeder die ze vroeg hoe het ging met haar zoon. Het antwoord van haar kind was glashelder: ‘Mam, ik zit er nu vier weken en ze zeggen nog steeds elke dag: “Hé, goedemorgen, wat fijn dat je er bent.”En mam, dat menen ze, dat zie ik!’
Hoe vaak ga jij ergens anders zitten in de personeelskamer?
Het tonen van interesse, zonder te oordelen. Zelfs de leerling die je soms het bloed onder de nagels vandaan haalt, verdient het om zich gezien te voelen. Dat is de essentie van leiderschap in het onderwijs: elk kind laten voelen dat ze ertoe doen.
Een goede leider bevordert samenwerken
Klassen bestaan uit groepen met hun eigen hiërarchieën en tradities, waarin leerlingen zich staande houden. Buiten die bubbel stappen is ongemakkelijk, en als docent vraag je veel als je hen samenbrengt met het onbekende. Het is lastig genoeg om je in die eigen groep staande te houden, laat staan bij een andere! Hoe vaak ga jij ergens anders zitten in de personeelskamer? Toch moet je als docent (en leider) duwen: over de schutting laten kijken, naar de ander. Respect begint namelijk met weten wie die ander is, hoe ongemakkelijk dat in eerste instantie ook voelt.
Een goede leider neemt verantwoordelijkheid
Vaak begint een gesprek over goed leiderschap met verantwoordelijkheid. De docent is dan degene die alles op orde heeft en vooraf voorziet in alles wat een leerling nodig heeft – want de docent is immers verantwoordelijk! Maar een goede leider neemt niet alleen verantwoordelijkheid aan de voorkant, maar juist aan de achterkant.
Het is de plek waar je leerlingen ruimte geeft om verantwoordelijkheid te dragen, ook als dat met twijfel gepaard gaat. Waar je hen laat voelen dat je achter hen staat, zelfs als het misgaat. Want een fout is geen bevestiging van jouw vermoedens vooraf, maar een leermoment. Het is op die momenten dat je vanachter hen vandaan stapt en ervoor gaat staan. Dáár ontstaat vertrouwen: in zichzelf, en in jou als leider.
Na het gesprek met de student besefte ik opnieuw hoe bijzonder het is: een goede docent zijn is heel wat. Het is geen gesubsidieerde hobby waar je na circa zeven lessen per dag tevreden achteroverleunt tot de salarisstrook komt. Het is keihard werken. Misschien eindig ik dan toch met een tegeltjeswijsheid: goed docentschap vraagt leiderschap. En dat is dan wat leiderschap volgens mij is: geen woorden, maar daden. Geen trucjes, maar echt vakmanschap.
Danny Weeda is directeur van een kleine familiaire middelbare school. Hij heeft bijna twintig jaar voor de klas gestaan en staat nog steeds in goed contact met de leerlingen van zijn school. Met zijn frisse kijk op onderwijs stelt hij vaak en graag de vraag: waarom? Dat geeft mooie gesprekken en discussies die soms uitmonden in een artikel of column. ‘De wijze waarop de jeugd zich een weg baant door het leven is een eervol iets om getuige van te zijn en geeft verhalen voor het leven.’