Met een paar kleine ingrepen kun je AVI-boekjes gebruiken als krachtige tools voor leesbevordering, eigenaarschap en leesmotivatie. Lees de zes tips en pas ze meteen toe in de groep.
1 De mini-bibliotheek
Laat kinderen wekelijks in tweetallen een kleine bibliotheek runnen. Ze selecteren bijvoorbeeld vijf boekjes, bedenken een korte aanbeveling bij elk boek en helpen klasgenoten een passend boek te vinden.
Speel eventueel vóór de eerste keer de themafilmpjes uit de lessen Mondelinge communicatie nog eens af (Lijn 3, thema 1). Daarin bespreken Sam en de bibliothecaris de leesvoorkeuren van Sam.
De kinderen oefenen met lezen, aanbevelen en onderbouwen.
2 Verborgen berichtjes
Stop kaartjes met de naam van een kind in een paar boekjes. Schrijf er in enkele woorden bij waarom je denkt dat het kind dit specifieke boek leuk zal vinden. Speel in op de voorkeur van het kind of daag het juist uit om eens een heel ander boekje te lezen. Vertel het kind dat er een kaartje in het boek zit of laat het dit zelf ontdekken, of erop gewezen worden door een ander die het eerder ziet. Het kind zal zich sowieso gezien voelen.
Biedt aanleiding om na het lezen een gesprek te voeren over de leesvoorkeuren van het kind.
3 Twee genres, één gesprek
Leg pakketjes klaar van een verhalend boekje en een informatief boekje over een verwant onderwerp. Het verhalende boekje kan ook vervangen worden door bijvoorbeeld een boekje met gedichten of een stripboekje en het informatieve boekje door een boek met raadsels of moppen. Bespreek na afloop welk boekje de voorkeur had en waarom.
De kinderen oefenen met leesvoorkeuren herkennen, kritisch nadenken én taal om smaak te verwoorden.
4 Op de stoel van de auteur
Laat de kinderen na het lezen van het boekje een extra bladzijde bedenken. In een verhalend boek kan dat een andere wending in het verhaal zijn, een ander einde of zelfs een extra personage. In een informatief boekje kunnen dit bijvoorbeeld weetjes zijn over een ander dier, een andere insteek van het thema of ervaringen vanuit de eigen belevingswereld.
De kinderen laten zien dat ze het verhaal of de informatie echt begrepen hebben.
5 Lezen met hoofd én hart
Laat de kinderen bij een verhalend boekje een eenvoudige ‘emotielijn’ tekenen. Hoe voelt de hoofdpersoon zich aan het begin van het verhaal, welke emoties komen er daarna voorbij en met welke emotie eindigt de hoofdpersoon?
De kinderen denken na over verhaallijn, perspectief in tekst en beeld en herkennen emoties.
6 Geef eens een boekje ‘cadeau’
Trek lootjes en laat de kinderen een leesboekje inpakken voor hun klasgenoot. Ze schrijven of tekenen erbij waarom ze dit boekje hebben gekozen. De gever moet het boek gelezen hebben, de ontvanger gaat het lezen.
De kinderen oefenen met lezen, aanbevelen en praten over wat ze gelezen hebben.

