Home » Onderwijs en politiek: 7 verkiezingsprogramma’s

Onderwijs en politiek: 7 verkiezingsprogramma’s

Met de verkiezingen op komst (17 maart) is het goed om te weten welke plannen diverse politieke partijen voor het onderwijs hebben. Wat kan dit voor de scholen betekenen? Wat kun jij als leerkracht of docent verwachten? We zetten de plannen van enkele partijen voor je op een rijtje, op basis van zetelgrootte.

Onderstaande samenvattingen zijn niet compleet en niet letterlijk overgenomen. Bekijk de partijprogramma’s op de websites van de partijen voor hun complete en officiële standpunten.

VVD

De VVD wil scholen en leraren ruimte geven om zelf keuzes te maken waarbij er wel streng wordt gecontroleerd op kwaliteit. Vooral basisvaardigheden als taal en rekenen moeten op niveau zijn. De scholen die het goed doen, krijgen meer vrijheden om eigen keuzes te maken met het geld dat ze ontvangen om zo het onderwijs te blijven verbeteren. Resultaten moeten wel meetbaar en openbaar zijn. Aan de andere kant kunnen scholen die minder goed presteren rekenen op strenge controles en zelfs sluiting.

Nederlandse waarden en vrijheden mogen niet in het gedrang komen door artikel 23 van de Grondwet (vrijheid van onderwijs). Lesmateriaal mag daarom geen ondemocratische waarden uitdragen. En leerlingen mogen niet geweigerd worden vanwege hun overtuigingen.

Verder krijgen leraren, als motoren van het onderwijs, iedere twee jaar recht op bijscholing. Goede leraren ontvangen extra waardering door een hoger salaris of een bonus. Starters en zij-instromers krijgen de eerste drie jaar begeleiding om uitval te voorkomen.

PVV

De PVV wil een einde aan de constante vernieuwingsdrang binnen het onderwijs. Deze brengt onrust met zich mee en dat komt de kwaliteit niet ten goede. Daarom wil de PVV terug naar de pedagogiek van de directe instructie. In de klas moet structuur, veiligheid, rust en regelmaat centraal staan, met aandacht voor de kernvakken taal en rekenen.

Artikel 23, vrijheid van onderwijs, blijft bestaan, maar voor islamitisch onderwijs is geen plaats omdat dit botst met de genoemde vrijheid. Leraren moeten politiek neutraal zijn en kinderen leren hóe ze moeten denken in plaats van wát ze moeten denken.

Het beroep van leraar moet aantrekkelijk worden door de docent als ‘zelfstandige pedagoog’ voor de klas te laten staan en niet als uitvoerder van onwerkbare onderwijsvernieuwingen. De kennisbasis van leraren moet worden hersteld, zodat vakkennis en pedagogische bagage zijn verzekerd.

CDA

Respect voor het vak en gezag voor de leraar. Daarmee begint volgens het CDA de zorg voor goed onderwijs. De partij wil meer waardering voor de leraar door meer tijd en ruimte voor lesontwikkeling, minder administratieve taken en een goed salaris met de mogelijkheid voor extra beloning bij extra inzet. Bijvoorbeeld een uitloopschaal voor senior docenten en een toeslag voor leraren in het speciaal onderwijs of in wijken met veel kinderen met een leerachterstand.

Met goed toezicht op kwaliteitseisen beschermt het CDA de vrijheid van onderwijs en de ruimte voor scholen om zelf invulling te geven aan het onderwijs op basis van godsdienst of levensovertuiging.

Kleinere basisscholen krijgen extra financieringsmogelijkheden. In het vo wil het CDA ruimte voor gecombineerde schooladviezen en gemengde brugklassen om ook laatbloeiers een kans te geven.

D66

Genoeg leraren om ieder kind de aandacht te geven dat het nodig heeft, dat wil D66. Voor leraren: minder werkdruk door minder lesuren te draaien, extra onderwijsassistenten in te zetten en leraren de vrijheid te geven eigen keuzes te maken. D66 stelt voor dat docenten maximaal 20 uur per week lesgeven, zodat zij meer tijd hebben om zich voor te bereiden en te verdiepen in hun vak. De partij wil de salariskloof tussen vo- en po-docenten dichten en een hoger salaris voor docenten op scholen met leerlingen met leerachterstanden.

Geld voor scholen gaat voortaan niet meer naar schoolbesturen, maar direct naar de scholen. Daarnaast wil D66 gratis kinderopvang en een rijke schooldag met een warme lunch. Zij wil geen eindtoets in groep 8 en wel gemengde brugklassen tot 14 jaar. Daarna moeten leerlingen de mogelijkheid krijgen om verschillende vakken op verschillende niveaus te volgen.

GroenLinks

GroenLinks wil fors investeren in scholen en leerlingen met een achterstandspositie. De partij wil dat leerlingen in de directe omgeving naar school kunnen, zodat de kansengelijkheid vergroot. Om kinderen gelijke kansen te bieden moet bijvoorbeeld de aanmeldprocedure op de schop en komt er één vast aanmeldmoment voor basisschoolleerlingen.

Vrijheid van onderwijs staat hoog in het vaandel van GroenLinks. Tegelijkertijd komt er een acceptatieplicht voor kinderen op basisscholen; ook niet-openbare scholen moeten voor alle kinderen toegankelijk zijn.

Werkdruk omlaag en salaris omhoog, zegt GroenLinks. Investeer in de leerkracht en in ondersteunend onderwijspersoneel. En er moet meer geld komen voor kleine klassen en het inschakelen van extra ondersteuning.

SP

De SP ziet onderwijs als motor van emancipatie. Daarom moet er een einde komen aan de groeiende tweedeling in het onderwijs. Schaalvergroting leidt tot meer bureaucratie en minder aandacht voor leerlingen. Om dit tegen te gaan wil de partij kleinere klassen met korte lijnen tussen docent en directie. Voor docenten komt er minder bureaucratie en meer vrijheid in de klas. De SP pleit voor een hoger salaris en een lagere werkdruk voor docenten.

Het ‘passend onderwijs’ gaat op de schop, zodat er nieuwe scholen voor passend onderwijs kunnen komen. Alle kinderen krijgen daarbij leerrecht.

De SP vindt het mbo te grootschalig geworden met te veel managers en te weinig docenten. Liever investeert zij in kleinschalige vakscholen met praktijkgericht in plaats van competentiegericht onderwijs. Het particulier onderwijs wil de partij inperken.

PvdA

Goed onderwijs van de beste leraren als basis voor de rest van je leven, zo ziet de PvdA het onderwijs. Wijk, afkomst, inkomen en opleiding van je ouders mogen niet bepalend zijn. Daarom is het programma van de PvdA gericht op beter onderwijs en kansengelijkheid. Werken in het onderwijs wordt aantrekkelijker. Leraren krijgen ondersteuning. Om goed les te kunnen geven moeten leraren zich goed kunnen voorbereiden en daarom krijgen ze meer ‘ontwikkeltijd’.

Er komt meer ondersteuning voor scholen met meer achterstandsleerlingen. Naast een gratis voorschool voor iedereen en een uitgesteld selectiemoment voor de middelbare school. De Inspectie voor het Onderwijs krijgt een sterkere positie om zo de bestedingen van scholen beter te kunnen beoordelen. De Inspectie kan ook sneller ingrijpen. Binnen het onderwijsbudget wil de PvdA het geld toewijzen aan personeel, achterstanden of zorgleerlingen, zodat het geld op de juiste plek terechtkomt.

Verkiezingen in de klas

Wil je het in de klas over de aanstaande verkiezingen hebben? Zo betrek je jongeren bij politiek. Of boek een gratis verkiezingsgastles. In deze gastles worden op een interactieve en leuke manier de Tweede Kamerverkiezingen behandeld. Leerlingen worden uitgedaagd om hun eigen standpunt te ontdekken met betrekking tot enkele politieke vraagstukken.

Weet jij al op welke partij je gaat stemmen? Speelt hun idee over onderwijs voor jou een doorslaggevende rol? Deel je reactie via onderstaand formulier.

3 reacties op “Onderwijs en politiek: 7 verkiezingsprogramma’s”

  1. Het salaris van de basisscholen moeten niet gelijk getrokken aan salarissen van het V.O. De docenten hebben een hogere opleiding, en er meer ingevesteerd en de lln.zijn moeilijker en hebben veel meer voorbereiding nodig

    1. Oké Marja, je hebt je duidelijk nog niet verdiept in dit onderwerp. Om doop or van te worden, mensen als jij… Pfff

  2. Johan Verschuren

    Naar school gaan in Japan: van peuterschool tot universiteit

    Waar mensen niet aan denken is dat Japanse studenten vaak van maandag t/m zaterdag naar school gaan, en zowel voor als na school bijlessen volgen, en ander activiteiten moeten bijwonen. Het systeem zelf zit ook anders in elkaar vergeleken met Nederland. Hier ga je (eventueel) naar de peuterspeelzaal als je een jaar of twee bent en wanneer je vier jaar oud bent geworden kun je naar de basisschool. Daar zit je dan op tot einde groep acht en ben je klaar als je een jaartje of 11-13 bent. Afhankelijk van je cito score en de rest van je prestaties word je dan naar passend vervolgonderwijs verwezen. Je bent verplicht tot je 18de naar school te gaan maar wat je daarna doet mag je eigenlijk zelf weten.

    In tegenstelling tot Nederland gaat bijna 100% van de leerlingen vervolgens door met leren, tegenover 80% van de Nederlanders. Dit doorleren begint met het afmaken van High School ofwel Upper Secondary School waarmee je klaar bent op je 18de. Tijdens deze laatste fase van drie jaar word je keihard klaargestoomd voor de toelatingstesten van universiteiten. Dit betekent belachelijk hard leren, en de zesjescultuur die wie hier kennen gaat daar echt niet op.

    Wat niet veel anders is zijn de soorten hoger onderwijs. Zo heb je in Japan ook het systeem dat we hier kennen met een 4-jarige bachelor opleiding of een 6-jarige universitaire opleiding. Beide zijn populair, maar in Japan zie je toch wat meer de voorkeur voor wetenschappelijk gerichte universitaire opleidingen. Het is dan ook niet vreemd dat Japan in de top 5 staat van best scorende landen op het gebied van wiskunde en wetenschap, tegenover een matige top 10 plek voor Nederland.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Laatste onderwijsnieuws

Onbeperkt toegang
met je OvM account

Met het OvM account krijg je als onderwijsprofessional toegang tot meer artikelen en regel je welke informatie je wilt ontvangen. Bijvoorbeeld de nieuwsbrief of Juf & Meester.