Pubers, wat zijn dat?
Deze vraag was vroeger gemakkelijker te beantwoorden. Tot in de jaren “90 van de vorige eeuw dachten we dat het brein van een kind van 12 al helemaal was volgroeid en dat het verder een kwestie van rijping was. Nu weten we dat de ontwikkeling van het brein nog meer dan 10 jaar doorloopt, soms wel tot het 25e levensjaar.
Mannen en vrouwen
En dan is er nog het verschil tussen jongens en meisjes, tussen mannen en vrouwen. Zijn mannen echt beter in rekenen en wiskunde en zijn vrouwen echt beter in taal? Uit de literatuur blijkt dat er wel verschillen zijn in de gemiddelden. Mannen lijken eerder geneigd tot systematiseren en mechaniseren, reden waarom Simon Baron-Cohen autisme de extreme uiting van het mannelijke brein noemt. Vrouwen hebben meer invoelingsvermogen en een scherper waarnemingsvermogen. Maar dit zijn gemiddelden. Het verschil tussen de seksen is kleiner dan het onderlinge verschil binnen de seksen. We kennen allemaal mannen die goed zijn in taal, poëzie en heel empatisch zijn. Ook kennen we vrouwen die goed zijn in wiskunde en goed kunnen boogschieten.
Deze verschillen moeten wel genetisch zijn en onstaan in de tienduizenden en honderdduizenden jaren die achter ons liggen. In dit verre verleden was er een duidelijke taakverdeling. Omdat vrouwen kinderen kregen zorgden zij voor het nageslacht en zochten zij naar voedsel in hun onmiddellijke omgeving. Dit deden zij in stamverband samen met de andere vrouwen. Zij overleefden door met elkaar te communiceren. Daarom zijn vrouwen gemiddeld sterker in taal dan mannen.
Naast het vermogen tot communiceren overleefden vrouwen ook door het gedrag van arglistige seksegenoten te leren doorzien. Zij ontwikkelden dus een krachtige Theory of Mind (TOM). Zij hadden de oogmerken van de buurvrouw dan ook beter door dan de man. Deze was immers vanwege zijn lichaamskracht vooral voorbestemd om de stam te verdedigen tegen gevaarlijke dieren en concurrerende stammen. Hij overleefde door een goede jager te zijn en vrouw en kinderen ruim te voorzien van voedsel. Voor hem was oriëntatie binnen het jachtgebied belangrijk en hij ontwikkelde daardoor ruimtelijk inzicht. Deze eigenschappen maakten hem aantrekkelijk voor vrouwen en gaven zijn genen meer kansen om te overleven. Dit geldt overigens heden ten dage nog. Volgens diverse glossy magazines hebben rijkere en misschien minder aantrekkelijke mannen meer kansen op een aantrekkelijke partner dan armere mannen.
Het is duidelijk dat we met dit onderwerp een spannend en gevarieerd traject ingaan. En dit is nog maar de inleiding van een reeks van 10 artikelen.
Ik zal me in de eerste plaats baseren op twee publicaties die de laatste jaren sterk onder de aandacht zijn gekomen. Ik kan deze beide publicaties van harte aanbevelen omdat ze gebaseerd zijn op de nieuwste inzichten en vooral ook omdat ze erg toegankelijk zijn:
E. Crone (2008), Het Puberende Brein, Uitgeverij Bert Bakker
M. Sitskoorn, (2006) Het Maakbare Brein, Uitgeverij Bert Bakker
Ik vond nog een heel toegankelijk boek dat vanuit een ander perspectief werkt:
H. Nelis & Y. Sark, Het Puberbrein Binnenste Buiten, Kosmos Uitgevers
Natuurlijk heb ik een schema bij de hand voor de volgende artikelen. Ik laat me echter ook graag leiden door uw reacties.
Ik wil u daarom alvast de volgende vragen meegeven:
1.Wat is voor u het belang van deze reeks over het puberende brein?
2.Welke vragen, praktisch en theoretisch, wilt u graag aan de orde stellen?
3.Zijn er voor u ook morele dilemma’s?
4.Andere vragen en opmerkingen? Stel ze.
beste
willen jullie al de stellingen die je poneert wetenschappelijk onderbouwen met internationale onderzoeken? Bijvoorbeeld dat jongens beter zijn in wiskunde is met een onderzoek uit Engeland volledig achterhaald. Sinds daar wiskunde verplicht is, scoren de meisjes veel beter.
groeten trix grooff
Trix Grooff – Er is heel wat onderzoek verricht naar de verschillen in aanleg voor wiskunde tussen jongens en meisjes. Als je afgaat op de verschillen op wiskunde gebied bij de eindexamens dan moet je wel concluderen dat jongens meer aanleg hebben voor de exacte vakken dan meisjes. Maar dat zou je een verkeerde conclusie kunnen noemen uit een onderzoek dat alleen maar de examen uitslagen weergeeft. We spreken hier niet voor niets over het puberbrein. We zeggen niet voor niets dat het brein plastisch is. Het brein richt zich namelijk vooral op de omgeving en probeert zich aan deze omgeving aan te passen. Hoe de omgeving is wordt vooral n cultureel bepaald. Dit betekent dat er vanuit de cultuur ook verwachtingen worden gewekt. In iedere cultuur zal iedere jongen elk meisje willen voldoen aan de sociale eisen die worden gesteld.Als van een jongen wordt verwacht dat hij zich stoer gedraagt, zullen veel jongens proberen aan dit beeld te voldoen. Als van meisjes wordt verwacht dat ze er leuk uitzien, zullen ze zich hier naar richten.Aanpassing aan de culturele eisen verhoogt de kansen op de zo gewenst sociale acceptatie en verhogen de kans op het vinden van een geschikte partner.
Ik herinner me nog goed hoe mijn oma met alleen lager onderwijs de meest ingewikkelde breipatronen hanteerde en bij het verstellen van de kleren van haar kinderen uitstekend ruimtelijk inzicht toonde . Zij was zich echter er niet van bewust dat ze wiskundig inzicht toonde. Zij deed immers gewoon haar werk!
Trix Groof, Margje In de Journal of Psychological Science (2007) van de Association for Psycological Science las ik een artikel van 6 wetenschappers die een gezamenlijke studie uitvoerden over de vraag wat de oorzaken zijn van sekseverschillen in de natuurwetenschappen en wiskunde. Het artikel is te vinden onder: http://psi.sagepub.com/content/8/1/1
Dit is een weergave van hun bevindingen.
Er wordt heel wat gespeculeerd over de oorzaken van de sekse verschillen in carrières in natuurwetenschappen en wiskunde. Een groep wetenschappers presenteert hier een gezamenlijke verklaring die gebaseerd is op de beste wetenschappelijke gronden van dit moment. Op de eerste plaats zijn sekse verschillen in deze wetenschappen kleiner op de gemiddelden van deze terreinen van wetenschap dan op de uitersten. Mannen hebben de grootste uitschieters waar het betreft de kwantitatieve en visio-spatiële vermogen, zowel hoog als laag. Voor de redenen waarom dit zo is, zijn nog geen harde bewijzen. Een succesvolle carrrière in de natuurwetenschappen en wiskunde vereisen diverse cognitieve vermogens. Vrouwen excelleren meer in verbale kwaliteiten met grote verschillen tussen mannen en vrouwen bij toetsen inclusief schrijfvaardigheid. Hoge prestaties op het gebied van de natuurwetenschappen en wiskunde vereisen het vermogen effectief te communiceren en abstracte ideeën te begrijpen. Daarom is het voordeel van vrouwen zich schriftelijk uit te drukken een voordeel in alle academische domeinen. Mannen presteren meer dan vrouwen als het gaat om visio-spatiële vermogens. Hieraan worden sekse verschillen op gestandaardiseerde toetsen in natuurwetenschappen en wiskunde veelal toegeschreven. Er kan geen direct evolutionair verband worden gelegd tussen de sekse verschillen in deze domeinen van de wetenschap, maar ze kunnen wel een indirect gevolg zijn van belangstelling en specifieke hersensystemen. Ervaring verandert breinstructuren en daardoor hun functioneren. Daarom zijn causale beweringen over breinverschillen en succes op het gebied van de natuurwetenschappen en wiskunde circulair. En grote waaier van socioculturele krachten dragen bij aan sekseverschillen in de natuurwetenschappen en wiskunde, waaaronder de effecten van gezinsomstandigheden, de buurt, de vriendengroep en school, opleiding en ervaring en de invloeden vanuit de cultuur. De auteurs zijn van mening dat vroege ervaringen, biologische factoren, onderwijspolitiek en culturele context van invloed zijn op het aantal vrouwen en mannen die een voortgezette opleiding volgen in deze domeinen van de wetenschap. Er zijn geen enkelvoudige of simpele antwoorden op complexe vragen over sekseverschillen in de domeinen van natuurwetenschappen en wiskunde.
Ik ben een pabostudent en ik heb veel belangstelling voor de manier waarop kinderen zich ontwikkelen. Gisteravond keek ik naar Pouw en Witteman en hoorde prof. Schwaab zeggen dat je eigenlijk niets kon doen aan de ontwikkeling van een kind omdat alles al in het brein vastligt, ja. al in de baarmoeder. Ik vind dit een angstig idee. Want volgens mij hebben wij dan nog maar weinig invloed op de ontwikkeling. Gedlooft u dat ook? Ik snap dat het een beroemde professor is, maar moet ik dat echt geloven?
Peter. Ik heb hetzelfde probleem. Ik zou daar wel meer over willen weten. Verder hoop ik veel op te steken van deze serie.
Graag wil ik de artikelen mbt het puberende brein per e-mail ontvangen.
Als Schwaab de wereld om zich heen zou volgen zou hij weten dat dat idee al lang achterhald is. Zoals Sitskoorn en vele andere neuroscience wetenschappers hebben aangetoond is het brein plastisch, zeg maar maakbaar. En veranderbaar. Dat is hoe trauma’s en angsten ontstaan, het brein verandert onder invloed van gebeurtenissen. Door iets te leren verander je toch ook je brein? Waarom zou dat wel kunnen maar andere ontwikkelingen niet? Ik begrijp dat sort mensen echt niet. Het geeft je veel vrijheid dat je je brein kunt blijven ontwikkelen, maar ook verantwoordelijkheid. Er is een mooi gedicht van Ismael Reed en de boodschap daarin is: ‘A mind is a terrible, terrible thing to waste’. Ook een belangrijke boodschap voor het onderwijs, docenten zouden van die gedachte vervuld moeten zijn en hun leerlingen vooral moeten helpen zich te ontwikkelen.
Megan Stiles. Ja, dat lijkt me ook. Ik heb het boek Maakbare Brein gelezen van Prof. Sitskoorn. Ik heb haar ook horen spreken op een congres van Passend Onderwijs. Wat ik me wel afvraag of Schwaab niet vanuit een ander nivo redeneert. Ik heb zijn boek besteld. Als ik daardoor andere inzichten krijg kom ik hier weer terug.
Bij ons op school is een twee richtingenstrijd. Een deel van de collega’s is sterk voor een straffe aanpak. Zij vinden dat het gedrag van leerlingen te vaak uit de hand loopt. Een ander deel is echter voor een veel softere (in mijn ogen) aanpak. Zij denken dat toegeven en toelaten op den duur meer effect heet. Zelf heb ik geleerd dat wie niet horen wil, voelen moet. Hoe denken collega’s van andere scholen hierover? Onze school bevindt zich in een grote stad. Natuurlijk besef ik dat beide richtingen hetzelfde willen, namelijk een goede school.
Beste Marc,
Softe aanpak is niet het juiste woord. Als jij met je collegae met passie en hartstocht met de kids op pad gaat komt het vanzelf goed. Kijk de artikelen van Henk Witteman eens terug over meervoudige intelligentie, dan zie je hoe dat werkt. Ik ken de aanpak van de hardliners met straflokaal etc. Is niet mijn ding. Als je veel geeft aan de kids krijg je het ook terug van hen. Gebeurt dat niet , dan moet de betreffende docent eens goed naar zichzelf kijken.
Marc, Theo Wismans. Ik ben het met Theo eens dat een vriendelijke aanpak uiteindelijk beter werkt dan een onvriendelijke. Ik ken dat uit mijn eigen schooltijd. Als je in de derde klas je vakkenpakket moest kiezen, dan koos je niet het vak van een onvriendeljke leraar. Nu ik zelf leraar ben, zie ik wat de gevolgen zijn van vriendelijke en onvriendelijke leraren. Ik geef Frans in de hoogste klassen. Frans is geen populair vak, maar er melden zich toch aardig wat leerlingen voor mijn vak in de vierde klas. Waarom? In de onderbouw geven tweevcollegae les die enthousiast en met liefde Frans geven. Het is duidelijk dat leerlingen Frans dan gaan associëren met “leuk”. Mijn advies is daarom: heb gevoel voor je leerliingen.
Jullie Nederlanders zeggen wel eens: het gras groeit niet harder als je er aan trekt. Dat geldt totaal voor kinderen en leren. Straf past ook niet bij de maatschappij. We willen dat kinderen mondige volwassenen worden die keuzes kunnen maken en die zich inzetten. Straf werkt het afwijzen van verantwoordelijkheid in de hand. Docenten moeten kinderen vooral leren vragen stellen en leren onderzoeken. Veel belangrijker dan feitenkennis voorselecteren en proberen ‘toe te dienen’. Mijn collega’s zijn helaas vaak zelf helemaal niet zo geïnteresseerd en nieuwsgierig, draaien gewoon hun programma af. Daar maak je vervelende leerlingen mee.
Megan, alweer een warme reaktie.
Ik heb in de lessen gelukskunde en levensbeschouwing heel duidelijk gekregen dat een grote groep leerlingen een duwtje in de rug nodig hebben. Natuurlijk, via de nieuwe inzichten van het puberbrein weten we nu meer over wat er in de hoofden van de kids aan de gang is. Echter veel leerlingen hebben een nogal ingewikkeld leven. Ze komen dan uit gezinnen met een ingewikkelde situatie waar weing rust is en ook weing veligheid. Veel ouders hebben het al met zich zelf moeilijk omdat de tijd van nu ook veel van hen vraagt. Ik heb iets heel anders bedacht. VOORSCHOOLSE OPVANG. Leerlingen die dat duwtje even nodig hebben, een warm bad kunnen gebruiken kunnen iedere donderdagochtend van 7.30-8.30 uur, voordat de school (Eijkhagenlaan Charlemagnecollege Landgraaf) binnen lopen in een mooi ingerichte ruimte waar koffie en thee klaar staat. Ze nemen hun ontbijt mee, maken een praatje, sturen een dagopeningswens naar mijn direkteur en herhalen huiswerk. Het past ook in de sfeer op een school om daakrachtig om te gaan met kids in de problemen. Dat ze een keer extra werk krijgen is heel wat anders. Regels zijn ook nodig.. maar..zorg extra kan geen kwaad. Wie betaalt dat uurtje? Je kunt met al je mooie idealen wel gelukskunde geven maar een stukje mantelzorg zelf doen maakt ook gelukkig. Het komt vanuit je hart en als jet uitvoert voelt dat goed.. en dat is ook gelukskunde. Dus een tip voor alle leraren in dit land die het even niet meer zien zitten, uitgebust zijn, ga een uurtje aan de slag als mantelzorger in je school. Onbetaald. Je krijgt wel veel terug van je leerlingen en als je uiteindelijk ziet dat ze toch succesvol zijn dan kan de dag niet meer stuk.
Beste Henk, Er wordt al veel geschreven zie ik. Je besteedt regelmatig in het verlende van je artikelen aandacht aan ASS. Je kent me als ouder van … Waar ik en andere ouders naar op zoek zijn, is of er een verklaring is waarom bij pubers met een ontwikkelingsstoornis uitingen van de ofwel de stoornis danwel het puber zijn verterkt worden. Dat is namelijk wat ik zelf merk en ook veel ouders hoor zeggen. Het lijkt wel of “afwijsgedrag naar ouders” extreme vormen aanneemt bij ASSers. Niet altijd, maar wel significant. Andersom ook, lijkt gedrag dat aan ASS wordt toegedacht versterkt. Een voorbeeld is misschien dat ASS ers die als puber behoorlijk moeite hebben met sociale interactie, dat in de eerste helft van hun leven vaak helemaal niet zo hadden.
Nog een andere wat praktischer punt, waarover ik het wel interessant vind om houvasten te krijgen. Dat is dat onze ASS dame van 16 de stelling hanteert “jullie – ouders – begrijpen mij niet en daarom praat ik niet met jullie”. Wij krijgen het maar zelden voor elkaar dat ons college gelukskunde / de voorschoolse opvang thuis het gewenste effect heeft. Dus doe mij nog maar wat meer handletjes om te experimenteren.
Beste Jeroen,
Dit hoor ik heel vaak van ouders. Ik zou zeggen kom eens een les gelukskunde volgen. Bestel het boekje, er staan ook voor jullie veel tips in. Henk Witteman gaat er een wetenschappelijke reflektie over schrijven.
http://www.vandijk.nl/webshop/?term=geluskunde&x=35&y=17
Theo Wismans. Henk Witteman heeft toegezegd de mogelijke rol van “Gelukskunde” in deze serie over het Puberbrein te betrekken.
Jeroen.Ik kwam het volgende pedagogische advies tegen:
Voor veel jongeren met PDD en hun families is de puberteit een uitermate spannende fase. De verhouding ouder-kind verandert ingrijpend in de puberteit. Kinderen eisen hun zelfstandigheid op en komen tegenover hun ouders te staan. Dat is een normale ontwikkeling, die zich ook bij kinderen met PDD voordoet. Voor hun ouders is dit een hele moeilijke tijd. Zij zijn het meest deskundig in de omgang met hun eigen kind. Zij hebben immers jaren gezocht naar een optimale omgangsvorm en weten beter dan wie ook wat hun kind wel en niet aankan ( waardoor buitenstaanders hen, uit onwetendheid, dikwijls ‘overbescherming’ verwijten).
Nu krijgen zij echter te maken met een kind bij wie de hormonen hun gewone werk doen: het groeit hen- dikwijls letterlijk- boven het hoofd, het aanvaardt hun bescherming niet meer, maar het kan zich absoluut niet zelfstandig redden. Het is heel moeilijk te voorspellen hoe het met jongeren met PDD in de puberteit zal gaan. Voor sommigen verloopt deze periode boven verwachting goed. Kinderen die ongelooflijk afhankelijk zijn geweest van ondersteuning en begeleiding, zijn in de puberteit soms opeens in staat om hun eigen gang te gaan (weliswaar een beetje einzelganger-achtig, ietwat eigenaardig overkomend, maar wel sociaal zelfredzaam).
De wereld van het voortgezet onderwijs is erg verwarrend voor de jongere met PDD:
De sociale situatie is er veel moeilijker te overzien dan op de basisschool. Er zijn veel meer mensen betrokken bij de dagelijkse gang van zaken. Als je tien leerkrachten hebt , heb je met tien verschillende manieren van omgang te maken; dat is moeilijk te begrijpen voor een jongere met PDD.
Zelfs al houden negen van de tien leerkrachten rekening met het probleem van de jongere, dan is er toch altijd nog een die minder goed is voorgelicht of het niet wil begrijpen. Ook die ene leerkracht kan de zaak nog aardig gecompliceerd maken.
Zelfstandigheid is het parool in de wereld van het VO. ER wordt nog onvoldoende beseft dat een gebrek aan zelfstandigheid juist de handicap is van een jongere met PDD.
Kinderen met PDD zijn niet in staat sociale situaties in te schatten. Ook kunnen ze hun gedrag niet afstemmen op de wereld om hen heen. Waar wordt dit onvermogen door veroorzaakt? Het lijkt het gevolg te zijn van een aangeboren stoornis – of in elk geval van een stoornis die al heel vroeg is verworven. We kunnen dit zien als het niet tot ontwikkeling (kunnen) komen van een bepaald vermogen. Uit steeds meer onderzoek blijkt dat kinderen met PDD hun hersenen op een bijzondere, maar zeer inefficiente wijze gebruiken om de wereld om hen heen te begrijpen. ‘Normale’ proefpersonen maken, om zich voor te stellen hoe iemand zich in een bepaalde situatie voelt, slechts gebruik van één gebied in de voorste hersengebieden. Hersenscans bij jong-volwassenden met de stoornis van Asperger wijzen uit dat zij veel meer gebieden gebruiken om dezelfde vraag te beantwoorden: vijf of zes verschillende gebieden , verspreid over de hersenen.
Hieruit kun je concluderen dat er geen versterking is van de stoornis zelf, maar dat een nieuwe (hormonaal-gestuurde) groeifase naast de stoornis gaat opereren. Uiteindelijk zal alleen de stoornis overblijven,
Blake zei het al: The same law for the lion and the ox is oppression. Ik heb het gevoel dat de verschillen in tempo van ontwikkeling tussen jongens en meisjes in het nadeel werkt van de jongens. Meisjes lopen zeker één of twee jaar voor. Voor jongens is dit niet goed voor het zelfbeeld. Hoe staan de lezers hier tegenover? Is dit geen moreel dillemma? Doen we de jongens geen onrecht?
Britt. Ik zit met hetzelfde probleem. Niet zo lang geleden las ik in een artikel dat de bekende Steve Biddulph zegt dat bijvoorbeeld vroegtijdige kinderopvang (voor het derde jaar) voor jongens niet goed is. Zij hebben bijvoorbeeld meer scheidingsangst dan meisjes en sluiten zich eerder af als ze zich in de steek gelaten voelen. Misschien moeten we inderdaad meer kijken naar de verschillen dan wat we nu doen.
Frans en Britt. In de volgende artikelen ga ik ook in op de verschillen tussen jongens en meisjes. Goed dat jullie dit aan de orde stellen.
We weten allemaal dat de pubertijd veel, soms negatieve veranderingen met zich meebrengt. Ik heb een neefje van 14 jaar. Op de basisschool hoorde hij tot de beste van de klas. `hij ging dan ook naar de brugklas havo/vwo. Maar toen hij 12 was geworden wilde hij alleen nog maar gamen. Gevolg: hij zit nu op VMBO BB. Als je een kind op die leeftijd niet echt verantwoordelijk kunt stellen, wie dan wel? De school?
Beste heer Witteman,
Ik ben coördinator van het Centrum voor Jeugd en Gezin in de gemeente Maasgouw.
Ik zou behoefte hebben aan artikelen over de invloed van slapen, voeding en beweging op de ontwikkeling van het puberbrein. Dit biedt hopelijk praktische inzichten voor jongeren en ouders.
Met hartelijke groet en succes met dit prima initiatief,
Bettine Arink
Bettine Assink gemeente Maasgouw. Mijn opdracht van de hoofdredactie is me te richten op de praktijk van het onderwijs. Toch zal ik proberen uw vraag in mijn artikelen te verwerken. De vraag is wel relevant.
Bericht van Kosmos Uitgevers. Het “Puberbrein binnenstebuiten” heeft het volgende ISBN nummer: 9789021548890.
Ik las op Kennislink dat er een verband is tussen leeftijd en criminaliteit, de zogenaamde criminaliteitscurve. Komt dit ook in uw artikelen aan de orde?
Op deze site vind je twee artikelen over pesten. Deze hangen enigszins samen met je vraag/verzoek.
https://staging-onderwijsvanmorgensowmedia.kinsta.cloud/de-biologie-van-agressie-pesten-deel
en
https://staging-onderwijsvanmorgensowmedia.kinsta.cloud/de-biologie-van-de-agressie-pesten
Britt sprak over een moreel dillemma, toen ze wees op het verschil in ontwikkeling tussen jongens en meisjes. Ik zie het aan mijn eigen kinderen en heb de indruk dat dit verschil op de basisscholen al onder tafel wordt geschoven. Ik hoop dat u hier ook aandacht aan besteedt. Er zijn toch wel onderzoeken naar gedaan?
Jerome, ik sluit me graag aan bij je verzoek. Het verschil in het tempo en het soort van ontwikkeling wordt steeds duidelijker.
Een goed boek dat ik eens heb gelezen gaat ook op de verschillen in:
“Steve Biddulph, Jongens. Hoe voed je ze op? Elmar, Rijswijk”
Wat ik er vooral van heb onthouden: Laat jongens een jaar later beginnen met leren lezen. En verder herinner ik me een pleidooi voor het recht van jongens om niet mee te moeten doen aan de macho-cultuur. Hoewel de machocultuur in Australië (daar komt de schrijver vandaan) veel sterker is dan in Nederland (heb ik van horen zeggen), vond ik dit toch een aansprekend pleidooi.
Een boekbespreking op Oudersonline: http://www.ouders.nl/xof9906b.htm
Jack, Margo, Jerome. Jullie worden op jullie wenken bediend. In het volgende artikel dat deze week verschijnt citeer ik onder meer Steve Biddulph als hij pleit voor meer aandacht voor jongens. En ook nog uit het boek dat Jack met naam en uitgever noemt. Over trouwe lezers gesproken!
Theo Wismans. Ik lees regelmatig over gelukskunde. Ik ben nieuwsgierig en ben blij te horen dat Henk Witteman dit binnenkort in een artikel in deze serie zal bespreken. Ik kijk ernaar uit.
http://uscnews.usc.edu/science_technology/scientists_search_for_source_of_creativity.html Mooi artikel!
http://uscnews.usc.edu/science_technology/scientists_search_for_source_of_creativity.html Mooi artikel!