Als het gaat om leren lezen, houden scholen vaak deze volgorde aan: eerst technisch lezen, daarna begrijpend lezen. Eerst ‘learning to read’, dan ‘reading to learn’. Maar klopt dat wel?
Wilna Meijer is de auteur van Wat jonge kinderen echte lezers maakt. Ontluikende geletterdheid van 0 tot 6 (Amsterdam University Press, 2025).
Het idee dat je niet vroeg genoeg kunt beginnen met lezen is een recente opvatting. Hiervoor werd het doorgaans afgeraden om kinderen thuis te leren lezen: je zou ze iets verkeerd kunnen aanleren, dat ze op school dan weer moeten afleren. De vuistregel ‘eerst alfabetiseren, dan begrijpend lezen’ houdt dan geen stand. Het ‘niet vroeg genoeg kunnen beginnen’ slaat namelijk niet op technisch lezen, maar op tekstbegrip, op begrijpend lezen. Samen prentenboeken lezen valt hier al onder. Als kinderen tweeënhalf jaar oud zijn, geven ze al blijk van verhaalbegrip.
Goed begrip is niet alleen begrip van de letterlijke tekst, het vraagt ook om tussen de regels lezen. De Amerikaanse onderzoeker Anne Van Kleeck noemt dit inferential reading. Ze laat zien dat praten met kinderen over inferential questions – doordenkvragen – belangrijk is. Als de tandarts-muis in het prentenboek Dr DeSoto de vos niet wil behandelen, kun je een kind vragen waarom. ‘Omdat het een vos is’ is dan nog maar het begin van een antwoord: de vos is voor muizen een gevaarlijk dier, omdat die graag muizen eet. Met zo’n gesprek ga je dieper op de tekst in.
Inferentieel lezen
In onderzoek naar vroege geletterdheid kreeg inferentieel lezen – tussen de regels lezen – weinig aandacht, terwijl het een belangrijke rol speelt. Van Kleeck neemt ouders in gezinnen met een leescultuur als voorbeeld. Bij het samen boekjes lezen stellen ouders in het begin vooral vragen over de letterlijke tekst bij afbeeldingen. Maar naarmate de geletterdheid bij het kind verder ontluikt, stellen ze steeds meer interferentiële vragen, omdat ze dat als ervaren lezers zelf ook doen. Bij kinderen van bijna vier stelden ouders 60% letterlijke vragen en 40% vragen over zaken tussen de regels. Bij alfabetboeken ligt dat natuurlijk anders dan bij verhalen en non-fictie, het soort boeken dat gelezen wordt, maakt wel uit.
Kinderen neigen ernaar zich aan te passen aan het niveau van het taalgebruik van de ouders. Hoe meer inferentiële taal ze aangeboden krijgen en hoe meer ze worden aangemoedigd om erop te reageren en hardop mee te denken over de samenhang in de tekst, hoe meer oefening ze krijgen in het zelf tussen de regels lezen, en juist dat kenmerkt goede lezers.
Leesbegrip voorop
Problemen met tussen de regels lezen zijn volgens Van Kleeck de kern van gebrekkig leesbegrip, dat vaak pas later aan het licht treedt. Denk maar aan het veelbesproken verschijnsel van de leesdip, the fourth grade slump. Terwijl tussen de regels lezen al in het lezen met jonge kinderen begint en het duidelijk is hoe je het stimuleert. We moeten af van het idee dat technisch leren lezen aan begrijpend lezen voorafgaat. Lees- en verhaalbegrip zouden voorop moeten staan bij het jonge kind, inclusief de kleuters. Als pas in groep 6 problemen met leesbegrip worden vastgesteld, is er toch echt een boot gemist.

