Home » Didactisch coachen: daag leerlingen uit om verder te denken

Didactisch coachen: daag leerlingen uit om verder te denken

Docent Nederlands Stephanie Heeren nam ons eerder al mee in de basisprincipes en werkvormen van activerende didactiek, een manier van omgaan met lesstof waarin je leerlingen actief betrekt bij het leerproces. Je maakt hun manier van denken zichtbaar, waardoor jij en de leerling weten waarom iets goed of fout gaat. In dit vervolgartikel geeft Stephanie praktische tips om je klas hierin didactisch te coachen. Met open vragen, gebalanceerde aanwijzingen en effectieve feedback.

Stephanie Heeren is docent Nederlands op het Pieter Nieuwland College in Amsterdam en een van de sprekers tijdens de Summerschool van Malmberg. Daarnaast geeft ze trainingen via OnderwijsArena. Humor in de lessen en trainingen vindt Stephanie een cruciaal ingrediënt om op een motiverende manier te kunnen leren.

 

Open vragen

‘Leraren vinden het prettig om vragen te stellen waarop een duidelijk, ‘goed’ of ‘fout’ antwoord mogelijk is. Eén leerling steekt een vinger op en antwoordt. Dat is hoe intuïtief de meeste vragen worden gesteld in de klas’, zegt Heeren, die zelf ook voor de klas staat. Zij weet maar al te goed dat er voor uitgebreide antwoorden niet altijd tijd is. Toch mogen we van de standaard ja-neevragen afstappen, volgens haar. ‘We moeten veel meer vragen gaan stellen waarmee leerlingen kunnen laten zien wat ze al weten’, zegt Heeren. Zij noemt twee technieken om vragen te herformuleren (zie afbeeldingen). Deze kosten weliswaar wat meer tijd, maar leveren volgens haar kwalitatief meer op. ‘Door vragen anders te formuleren en leerlingen te laten overleggen over de antwoorden, moeten ze veel dieper met de stof bezig zijn. Dat voorkomt dat ze gaan gokken en je ziet de denkwijze achter een antwoord.’ Liever drie inhoudelijke vragen dan tien oppervlakkige, dus.

TECHNIEK 1

‘Waarom is … wel/niet een voorbeeld van …’

TECHNIEK 2

Contrast presenteren en vragen te verklaren

Bron: William (2011)

Aanwijzingen

Bij didactisch coachen (als onderdeel van activerende didactiek) daag je leerlingen uit om verder te denken. Wanneer ze ergens in vastlopen, zoek je steeds een balans in ondersteunen en loslaten. Hiervoor is een hulpladder ontwikkeld, waarop je kunt zien op welke niveaus je kunt instappen met je aanwijzingen. Deze hulpladder geeft inzicht in wat voor helpende docent je bent: van ‘voorkauwen’ (10) tot het compleet aan de leerling zelf overlaten (1). Alle treden ertussenin kunnen effectiever zijn om de leerling op zijn of haar niveau tot een oplossing te laten komen. Waar een beginnende leerling meer op de bovenste treden zit, zal een ervaren leerling meer hebben aan de onderste aanwijzingen.

10. De docent legt het uit door het voor te doen.
9. De docent geeft gerichte aanwijzingen, bijvoorbeeld in de vorm van een hint: ‘Hebben we er wat aan als …’, Zou je … eens kunnen proberen?’
8. De docent helpt de leerling zicht te krijgen op wat hij al heeft gedaan door terug te blikken en vragen te stellen als: ‘Wat hebben we u gedaan?’. ‘Is dat zo?
7. De docent helpt bij begripsvorming door een positief kritische houding aan te nemen: ‘Ja?’, ‘Waarom?’, ‘Hoe weet je dat?’, ‘Ben je daar zeker van?’, ‘Is dat zo?’
6. De docent spiegelt de leerling en helpt zo bij de bewustwording: ‘Je zei net dat …’, ‘Je wilde …’
5. De leerling haalt voorkennis op doordat de docent die formuleert: ‘Je weet al dat …’, ‘We heben eerder gehad dat …’
4. De leerling haalt voorkennis op doordat de docent ernaar vraagt: ‘Wat weet je al?’, ‘Waar doet deze opdracht je aan denken?’
3. De leerling wordt zich bewust van zijn opdracht doordat de docent die formuleert: ‘We moeten …’, ‘In de opdracht staat dat je …’
2. De leerling wordt bewust gemaakt van zijn opdracht doordat de docent vraagt naar wat hij moet doen: ‘Wat wil je weten?’, ‘Wat moet je doen?’
1. Verwachting wekken. De docent doet niets, kijkt de leerling hooguit vragend aan en zegt: ‘Ja?’, ‘En?’

Effectieve feedback

‘Feedback geven vinden leraren superbelangrijk, maar het is moeilijk om goed te doen en veel werk’, zegt Stephanie Heeren. Zij heeft daarom vier vuistregels voor effectieve feedback.

  1. De feedback wordt zo snel mogelijk gegeven.
  2. De feedback bevat een evaluatief oordeel (herleidbaar tot de instructie, leerdoelen en kwaliteitscriteria).
  3. Het evaluatieve oordeel is gedetailleerd en specifiek geformuleerd en onderbouwd.
  4. De feedback bevat een verbetersuggestie.

 

‘Zo snel mogelijk feedback geven, is eigenlijk onmogelijk qua tijd. Je kunt niet alle opdrachten ter plekke nakijken en individueel van feedback voorzien. Door middel van de voorgenoemde vraagtechnieken creëer je kleine opdrachten waarop die snelle feedback wel mogelijk is.’ Een digitaal hulpmiddel hierbij is Socrative, waarbij klassikaal bijvoorbeeld in quizvorm vragen gesteld kunnen worden. Ook kun je op deze manier fouten handig in categorieën plaatsen en behandelen worden.

Daarnaast is het belangrijk dat leerlingen begrijpen waarom ze fouten maken: welke instructie, welk leerdoel of kwaliteitscriterium begrijpen ze nog niet helemaal? Wanneer je dat weet, kan er gericht een verbetersuggestie gedaan worden.

Wat Stephanie Heeren alle leraren wil meegeven is: ‘Je doet het al goed, je doet je best en het kan altijd beter. Didactisch coachen moet niet iets zijn wat nóg meer druk legt op leraren. Je hoeft daarom niet meteen je hele onderwijs op de schop te gooien: begin met kleine opdrachten. Dat heeft al een groots effect.’

Werk je al met activerende didactiek? Hoe pas jij het toe in jouw klas en wat vinden je leerlingen ervan? Deel het met ons via onderstaand reactieformulier.

 

Laatste onderwijsnieuws

Onbeperkt toegang
met je OvM account

Met het OvM account krijg je als onderwijsprofessional toegang tot meer artikelen en regel je welke informatie je wilt ontvangen. Bijvoorbeeld de nieuwsbrief of Juf & Meester.