We zijn nu bijna aan het einde van een reeks die ik met veel genoegen heb geschreven. Vijftien artikelen over vreemdetaalverwerving met duizenden lezers en honderden respondenten verder, denk ik dat we in staat zijn een TENTATIEF didactisch model voor vreemdetaalverwerving te presenteren dat door velen gedragen wordt. Het model blijft echter tentatief. Hiermee wil ik tot uitdrukking brengen dat het definitieve model door iedere school apart moet worden vastgesteld. Docenten laten zich nu eenmaal niet in een mal dwingen. En terecht!
Ik ga regelmatig naar scholen om didactische problemen te helpen oplossen. Ik begin dan altijd met het bijwonen van lessen. Ik kijk dan niet direct naar de kwaliteiten van leraren, maar naar de interactie die plaats vindt tussen de leraren en hun klas. Vaak moet ik constateren dat de lessen vanuit het perspectief van de leerlingen een inconsistent beeld vertonen.
Op zich zijn de lessen goed, maar de gemiddelde leerling krijgt geen consistent beeld van het doceer- en het leerproces. Iedere leraar heeft namelijk zo zijn eigen methode. Vooral leerlingen tot 15 jaar hebben daar veel moeite mee, omdat ze op die leeftijd hun leerprocessen nog niet goed kunnen reguleren. Het is daarom belangrijk dat een school zelf zijn eigen model formuleert. Ik help daar dan bij door in de klassen leraren te observeren. Ik zoek dan niet naar hun zwakke plekken, maar juist naar hun sterke. Sommige leraren hebben als sterk punt dat ze de leerdoelen goed formuleren. Anderen bieden een duidelijke structuur, weer anderen geven veel vrijheid, enzovoort.
Deze sterke plekken van verschillende leraren brengen we dan samen in een model. Dit model wordt vastgesteld door de leraren zelf. Zij ervaren dan ownership. Op zich is dit motiverend. “Werken met je eigen model is altijd veel beter dan het werken met het model van Witteman”, zeg ik altijd. Docenten volgen daarna in het kader van collegiale consultatie regelmatig de lessen bij hun collega’s. Ze kennen de sterke punten van hun collega’s, observeren deze en leren zo bijna ongemerkt van elkaar. Zo krijg je een gemeenschappelijk model dat niet als een opgelegde mal wordt ervaren.
Het tentatieve model voor vreemdetaalverwerving koppelt twee modellen een elkaar, de SCHIJF VAN VIJF en de ZEVENSPRONG. Beide berusten op wetenschappelijk onderzoek en bieden daarom een evidence-based uitgangspunt die de weg wijst naar UW EIGEN SCHOOLMODEL.Zoals uitgelegd in het filmpje zullen Corinne Nederlof en Prof. Gerard Westhoff in het volgende artikel reflecteren op het hier gepresenteerde mod
Ik had dit model wel verwacht. We gaan er op school mee aan de slag. Leuk u nou ook eens gezien te hebben.
Ook ik vind het leuk om een beeld te hebben bij Henk Witteman. Ik kijk uit naar het volgende filmpje…….;-)
In de loop van de komende dagen zal Henk Witteman ingaan op vragen die niet in het filmpje zijn beantwoord. We plaatsen steeds de naam van de inzender en een samenvatting van de vraag voorafgaande aan de reactie van de heer Witteman.
Samenvatting van de vraag: Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de klassieke talen weer een vooraanstaande plaats krijgen op ons VWO?
Cato voor de Romeinse Senaat. Ik heb in een voorafgaand artikel al gezegd dat Latijn meer zou moeten gaan leven. Het wordt letterlijk behandeld als een dode taal. In vroeger eeuwen, ook na de Romeinse tijd was Latijn nog springlevend. Geleerden communiceerden in het Latijn. Mijn advies: Ga actiever met de taal om. Spreek eenvoudige zinnen in de klas. Je zult zien dat leerlngen er dan trots op zullen zijn Latijn als vak te hebben. En wat ik zeg voor Latijn, geldt natuurlijk ook voor Grieks.
Christine geeft les aan kinderen vanaf groep 1. Zij doet dat heel speels met zingen en spelen. Grammatica is daar niet bij. Dat doet ze bewust omdat grammatica de natuurlijke taalverwerving verstoort. Wat vinden taaldidactici van deze aanpak? En is deze alleen voor jonge kinderen geschikt, of ook voor oudere?
Christine Reidy geeft les aan kinderen in de kritische, reprectievelijk gevoelige periode. Dan werkt de universele grammatica op zijn best. De kinderen zijn in die periode in staat de grammatica impliciet op te nemen. Dit vermogen neemt af na het begin van de pubertijd, al gaat het nooit helemaal weg.
Als docent Nederlands als tweede taal heb ik gemerkt hoe belangrijk het is dat mensen ‘verstaanbaar’ leren spreken. Graag zou ik van beide heren professoren willen horen wat hun ideeën zijn over prosodie.
Beste Francine. Prosodie is de leeer van het gebruik van woorden en lettergrepen in de versbouw van een taal. Het is nogal een technisch verhaal. Ik vond onder http://hvnoostvlaanderen.be/spaw2/uploads/files/basistraining%20prosodie.pdf een ppt-presentatie die alleszins de moeite waard is en die antwoord kan geven op vele vragen. Groet, Henk
Hallo Henk,
Bedankt voor je zorgvuldige antwoord. Voor mij is de bijgevoegde presentatie een feest van herkenning omdat ik ‘Uitspraakonderwijs voor het Nederlands als tweede taal’, als onderwerp koos voor mijn eindopdracht in het kader van de Post Hbo-opleiding Nederlands als tweede taal in 1997-1998. Hieronder een stukje van het voorwoord dat ik daarin schreef.
Uitspraak en intonatie, dit onderwerp boeit mij vooral sinds ik heb gezien dat een beginnende cursist zich diep ongelukkig voelde toen zij bijna letterlijk haar tong brak over de g. Dat niet iedereen het zo ervaart bewijst de uitspraak van Nausicaa Marbe een Roemeens schrijfster in Nederland, tijdens een interview met Ben Haveman in de Volkskrant van 21 maart 1998.
Holland! Ik vond de taal verrukkelijk. Dat je je tong kon breken over de g. Ik kwam op de snelweg en zag voor het eerst het bord Alkmaar. Die l en die k liggen zo lekker zoet op de tong. En dan de p van paard, net alsof je iemand kust.
Henk nogmaals bedankt, ik vind het bijzonder om dit mee te maken het interactief zoeken naar een Tentatief Didactisch Model voor VTV. Zo langzamerhand kom ik weer terug bij mijn passie binnen het vakgebied Nederlands als Tweede Taal en taal in het algemeen.
Eugenie, net begonnen als lerares Frans – Ik ben net begonnen als lerares Frans in de brugklas. Op de opleiding heb ik geleerd dat ik zoveel mogelijk Frans moet spreken. Ik probeer het wel, maar mijn collega Frans, spreekt vooral Nederlands. Als je Frans spreekt, dan begrijpen ze er niets van, zegt ze. Als ze eenmaal in de derde klas zitten, hebben ze voldoende basis om echt met Frans te beginnen. Is dat waar? Ik hoor ook andere geluiden. Graag advies.
Beste Eugenie. Niets is zo gemakkelijk als je zelf te citeren.
Ook op school is een taal leren best lastig. Een bekend fenomeen uit de praktijk: ik volgde onlangs enkele lessen Frans op een havo/vwo-school. De eerste les was bij een Française in de brugklas. Het was december en de leerlingen hadden dus drie maanden Frans gehad. De lerares sprak uitsluitend Frans. En…. alle brugklassertjes spraken daadwerklijk Frans! Tijdens het vierde uur volgde ik de les van een lerares Frans in 6 VWO. Er werd geen woord Frans gesproken. De leerlingen beheersten de grammatica uitstekend, maar …..ze spraken geen Frans!
Zoek op deze site onder Vloeiend Frans.
Vriendelijke groet, Henk Witteman
Eugenie. Klik op https://staging-onderwijsvanmorgensowmedia.kinsta.cloud/meer-over-het-brein-vloeiend-frans
Succes!
Hr. Witteman – Wat is de zin van grammatica-lessen in de moedertaal? Volgens de UG theorie beheersen sprekers van de moedertaal de grammatica al.
In de 19e eeuw hadden grammaticalessen vooral de functie van reflectie op taal. In de 20e eeuw is men grammatica gaan gebruiken ter ondersteuning van het leren van vreemde talen. In de 20e eeuw werden grammaticalessen in de moedertaal vaak gezien als voorwaarde voor het leren van vreemde talen.
In TTO worden Taal en Vak geintegreerd aangeboden. Onderdompeling in het Engels, aantal lesuren, een varieteit aan doceer- en leerstijlen aanboren bij de docenten en leerlingen leveren een enorme bijdrage tot een hoog niveau van taalbeheersing bij zowel leerlingen als docenten. Het grootste gedeelte van de leerlingen heeft door de onderdompeling vrijwel geen expliciete grammatica-ondersteuning meer nodig. Er blijven in elke TTO-klas toch enkele leerlingen over die niet zonder kunnen. Is dit een kwestie van taalaanleg? Dat wordt wel eens beweerd maar dat zou impliceren dat deze leerlingen niet over de juiste talenten beschikken. Ik heb zo mijn twijfels hierover. Toch expliciete grammatica aanbieden of hopen op het positieve effect van b.v. leeftijd, nog meer blootstelling….? Dank en groet, Jeanne Corsten.
Beste Jeanne. Ik heb jullie TTO daadwerkelijk mogen meemaken. Het is waar, de kennis van bijvoorbeeld jullie derde klassers is geweldig. Alles gaat in de doeltaal. Waarom vragen enkele leerlingen toch om grammatica? Ik denk dat dit aan hun leerstijl ligt. Met name serialisten (stap voor stap denkers) zijn geneigd zich op de details te richten, in tegenstelling tot holisten. Ik denk dat serialisme zich minder leent voor impliciete kennis en dat zij daarom de regels expliciet willen kennen, dus toch grammatica,.Vr. Groet, Henk Witteman
Heel slim om het model van Westhoff te combineren met de Zevensprong van Witteman. Het probleem zal de implementatie zijn. Je moet wel alle neuzen dezelfde kant op krijgen. In je eentje als docent lukt je dit niet. Complimenten voor de presentatie in het filmpje.
Jeanne Corsen – Pius X College. Ik wil nog even nader ingaan op je opmerking over wel of geen grammatica. Ik wil het binnenkort aan de orde stellen in mijn nieuwe reeks over MEERVOUDIGE INTELLIGENTIES. Ik doe dit mede naar aanleiding van een artikel in de Telegraaf dat de AMBACHTSCHOOL die op een aantal plaatsen weer van start is gegaan lijkt uit te groeien tot een ” eliteschool” waar leerlingen met een andere intelligentie dan de mathematisch-linguistische beter tot hun recht lijken te komen. Medio december zal deze rees, verwacht ik, van start gaan.
Sheila Vanderbeek – Ik wil graag een vraag stellen voor de video-opname. Ik vind cijfers geven nogal moeilijk.Een collega noemde het onlangs tijdens een vergadering een tweesnijdend zwaard. Wat is een verstandige manier van cijfers geven?
Shaila. Toevallig ben ik al eens eerder ingegaan op deze vraag. Zie mijn commentaar op https://staging-onderwijsvanmorgensowmedia.kinsta.cloud/kijk-mee-tweetalig-onderwijs-op-het-porta-mosana-college/
Dit model zag ik ook beschreven in een eerder artikel:
https://staging-onderwijsvanmorgensowmedia.kinsta.cloud/de-ideale-les Het ging hier om een les natuurkunde.
Het woord “tentatief” spreekt mij wel aan. Het model wordt niet opgelegd, maar wordt met de docenten van de school verder ontwikkeld. Ik heb een tijdje stage gelopen op een school. Daar kwam iemand van een Universiteit praten over “hoe je het beste les kan geven”. Het was heus wel interessant, vond ik. Maar de leraren zagen het eerlijk gezegd niet zitten.
Ik zou graag willen weten wat u onder sterke punten verstaat? Welke criteria hanteert u?
Filip sr. Als ik een les volg, bekijk ik deze vanuit het model van de ZEVENSPRONG. Heeft de docent doelen als jij/zij de klas binnenkomt? Hoe worden deze gecommuniceerd met de leerlingen? Wordt de voorkennis geactiveerd, wordt er ge-evalueerd en gereflecteerd? Biedt de docent voldoende sturing aan de leerlingen in de onderbouw? Bevordert de docent zelfregulatie in de hogere klassen van het VO en van het MBO? Spreekt de docent MVT de doeltaal of gebruikt hij/zij overwegend Nederlands. Houdt de docent rekening met de leerstijlen van de leerlingen. Kent de docent zijn/haar eigen leerstijl?
Dr Witteman. Ik mail u via Hades. Uw stap 1 spreekt mij aan. Bij ons gold al het spreekwoord:
Ignorante portam, non ventus suus.
Ik heb met mijn mede classici over uw reactie gesproken: Post tenebras lux.