Home » Een antwoord op de doeltaal=voertaal-discussie

Een antwoord op de doeltaal=voertaal-discussie

Het is een hot topic in veel moderne vreemde talen-secties op middelbare scholen en tal van vakbladen wijden er artikelen aan. Waar ik op doel? Natuurlijk op de discussie over doeltaal=voertaal. Het is een discussie die al lang speelt en nog steeds actueel is. De opkomst van het tweetalig onderwijs (tto) is één van de antwoorden op de vraag om meer doeltaal in de les. Maar er zijn ook nog andere, minder rigoureuze, oplossingen. In dit artikel bespreek ik verschillende oplossingen die kunnen zorgen voor meer doeltaal in de klas.

Tweetalig onderwijs
Eerst even terug in de geschiedenis. Het tweetalig onderwijs in Nederland bestaat sinds 1989 en is ontstaan door een initiatief van ouders en leerlingen. Op een tto-school wordt de helft van de vakken in het Engels (twee tto-scholen geven Duits) gegeven, bijvoorbeeld aardrijkskunde, biologie en geschiedenis. Op dit moment zijn er 121 tto-scholen in Nederland en daarnaast zijn er nog 151 scholen met een tto-afdeling. Hoewel uit onderzoek naar voren is gekomen dat tto-leerlingen ‘natuurlijker’ Engels praten dan leerlingen die geen tweetalig onderwijs volgen, durven niet alle scholen de overstap aan. Dit komt onder andere doordat sommige scholen vinden dat niet alle lesstof zich ervoor leent in het Engels gegeven te worden, leerlingen het best communiceren in hun eigen taal en het voor docenten niet altijd duidelijk is of leerlingen de Engelse uitleg hebben begrepen.

Een authentieke methode
Het lijkt erop dat scholen doeltaal=voertaal steeds belangrijker gaan vinden. Dat verklaart ook waarom er een toenemende vraag is naar authentieke taalmethodes. Een authentieke methode is een lesmethode uit het land waar de moderne vreemde taal wordt gesproken. Omdat deze methode geen Nederlands bevat, zijn docenten en leerlingen veel minder geneigd tijdens de les Nederlands te spreken of schrijven. Hierdoor raken leerlingen sneller vertrouwd met de uitspraak, de woordenschat en het idioom van de moderne vreemde taal. Dat klinkt heel positief, maar ook hier kleven volgens sommige docenten nadelen aan. Zo zouden taalzwakke leerlingen sneller afhaken en is het moeilijker de grammatica aan leerlingen uit te leggen.

Wat doen reguliere methodes?
Naar mijn idee hoef je niet bij alle vakken Engels te praten of een methode uit Frankrijk, Duitsland of Engeland aan te schaffen om de moderne vreemde taal beter te leren. Ook reguliere, in Nederland ontwikkelde, talenmethodes spelen steeds meer in op de behoefte aan meer doeltaal in de les. Neem bijvoorbeeld de methodes Realtime, All right! en Of course! voor Engels. Voorheen werd in deze methodes in geringe mate gebruikgemaakt van teksten uit de leefwereld van leerlingen. Tegenwoordig bevatten deze methodes, ingegeven door het ERK en de internationalisering uiteenlopende tekstsoorten, zoals instructieteksten, blogs, klachtenbrieven en pagina’s uit de televisiegids. Dit zijn allemaal teksten waar leerlingen mee te maken krijgen als ze straks in het buitenland gaan studeren of een baan hebben waarbij ze Engels moeten spreken. Bovendien zijn de luister-, spreek- en leesvaardigheden nu veel meer geïntegreerd in de methode. Dit maakt een methode authentieker, want in real life worden de verschillende vaardigheden ook niet geïsoleerd gebruikt.

Verschillen negeren of differentiëren?
Maar wat te doen met de instructies in een reguliere talenmethode: moeten die gegeven worden in de doeltaal? Kun je wat de instructies betreft als uitgever alle leerjaren en niveaus over één kam scheren? Wij hebben ervoor gekozen dat niet te doen en te differentiëren. Zo krijgen de eerstejaars VMBO-leerlingen nog ‘gewoon’ Nederlandse instructies. Wat vinden jullie van die keuze? Hoe vindt ú dat doeltaal goed gebruikt kan worden? Heeft Nederlands überhaupt nog wel een functie binnen het moderne vreemde talen-onderwijs? U kunt een reactie achterlaten bij dit artikel.

Natasja Corver, uitgever Engels

Laatste onderwijsnieuws

Onbeperkt toegang
met je OvM account

Met het OvM account krijg je als onderwijsprofessional toegang tot meer artikelen en regel je welke informatie je wilt ontvangen. Bijvoorbeeld de nieuwsbrief of Juf & Meester.